(elektrische energietechniek) (Fr.: collecteur; Du.: Stromwender, Kollektor; Eng.: commutator), ook: commutator, een onderdeel van het bewegende deel van bepaalde typen elektrische machine, dat met de borstels de functie van een mechanische frequentieomzetter vervult.
Een collector is een ringvormig lichaam, bestaande uit segmenten van hard elektrolytisch koper, gescheiden door dunne plaatjes isolatiemateriaal. Het geheel is geïsoleerd bevestigd in een op de as gemonteerde, veelal gietijzeren collectorbus; de twee vangringen hebben meestal een V-vormige doorsnede en de lamellen, van opzij gezien, een zwaluwstaartvorm. Een van de vangringen is vast met de collectorbus verbonden, de andere is beweegbaar en wordt tegen de collector gedrukt. Tussen de lamellen en de vangringen bevinden zich mica manchetten. De uiteinden van de spoelen waaruit de ankerwikkeling is opgebouwd zijn stuk voor stuk vastgesoldeerd aan een van de lamellen van de commutator; elke lamel is verbonden met twee van dergelijke uitlopers. Heeft de collector een veel kleinere diameter dan het actieve deel van de rotor, dan worden de uiteinden van de spoelen niet rechtstreeks aan de lamellen gesoldeerd, doch aan uitstekende delen ervan of aan verbindingsstrippen, de zgn. vlaggen. De boogafstand tussen de middens van twee naburige lamellen noemt men de collectorspoed of lamelsteek.
Voordat de machine kan worden geassembleerd moet op de eerste plaats door afwisselend verhitten en afkoelen van de collector gezorgd worden dat de lamellen met de isolatie en de vangringen een zo hecht mogelijk geheel vormen; anderzijds wordt vaak de isolatie tussen de lamellen enkele millimeters ingefreesd omdat bij de beweging van de collector langs de borstels anders oneffenheden zouden ontstaan, doordat het koper sneller slijt dan het isolatiemateriaal.
De lamellen van de collector draaien met de rotor langs de stilstaande borstels, die op het net zijn aangesloten. Vanuit het net gezien vormt de commutatorwikkeling dan ook een stel ‘verzamelspoelen’ met een vaste stand in de ruimte, bepaald door de stand van de borstels.
Bij een gelijkstroom- en een wisselstroomcommutatormachine zijn er in de eenvoudigste, tweepolige uitvoering twee (stel) borstels; zij verdelen de rotorwikkeling in twee takken die parallel staan (afb. 2a); een draaistroomcommutatormachine heeft drie (stel) borstels die de ankerwikkeling verdelen in drie, in driehoek geschakelde fasespoelen (afb. 2b). De functie van de collector is te zorgen dat een bepaalde spoel van de rotorwikkeling achtereenvolgens van de verschillende takken deel gaat uitmaken.
In een spoel die langs een borstel beweegt, zal voordat de lamellen waarop deze spoel is aangesloten de borstel bereiken, de stroom gelijk zijn aan die in de ‘verzamelspoel’, resp. de wikkelingsfase waarvan die spoel op dat ogenblik deel uitmaakt (A in afb. 2c). Bij een gelijkstroommachine heeft de stroom in de takken van de rotorwikkeling, vanaf de borstels gezien, een vaste richting bepaald door de bedrijfstoestand van de machine (motor of generator). Uit afb. 2c volgt dan dat de stroom in de spoel tijdens het passeren van de borstel moet omkeren. Bij een draaistroomcommutatormachine zijn de grootten van de stromen die in de wikkelingsfasen vloeien en hun faseverschuiving ten opzichte van de spanning aan de borstels eveneens bepaald door de belasting; de frequentie ervan is gelijk aan de netfrequentie. De stroom in de spoel die is aangesloten op twee lamellen die de borstel V gaan passeren, is iUV(t); na passage van de borstel iVW(t). Het verschijnsel dat de stroom in de spoelen van de rotorwikkeling in een korte tijd wordt omgepoold resp. op een andere waarde gebracht bij het passeren van een borstel heet commutatie, vandaar dat de collector ook wel commutator (omschakelaar) wordt genoemd.
Zolang een borstel contact maakt met twee lamellen is de spoel tussen die lamellen kortgesloten; daar doorgaans de borstels breder zijn dan één lamel zullen meer spoelen tegelijkertijd worden kortgesloten. Dat gedeelte van de wikkeling, waar de kortgesloten spoelen liggen (eveneens een in de ruimte gefixeerd deel van de rotor) wordt commutatiezone genoemd. De verschijnselen die in de spoelen optreden, zolang ze kortgesloten zijn, hebben een grote invloed op de bruikbaarheid van de machine en bepalen de grenzen van het bedrijfsgebied.