(Fr.: chrome; Du.: Chrom; Eng.: chromium), of chromium, symbool Cr, chemisch element met atoomnummer 24, relatieve atoommassa 51,996; vier isotopen 50Cr (4,4%), 52Cr (83,7%), 53Cr (9,5%), 54Cr (2,4%); en de kunstmatige radioactieve isotopen 46Cr...56Cr. Chroom is een zilverwit glanzend metaal dat zeer hard en moeilijk bewerkbaar is; smeltpunt 1890 °C, kookpunt 2482 °C; relatieve dichtheid 7,2 (bij 20 °C).
Het belangrijkste chroommineraal is chromiet of chroomijzersteen FeO⋅Cr2O3 (veelal is Fe deels door Mg en Cr deels door Al vervangen). Zuiver chroom wordt verkregen door reductie van chemisch bereid Cr2O3 met aluminium, zeer zuiver door thermische dissociatie van CrJ2 of door elektrolyse van chroomaluinoplossingen. Chroom behoort tot de zesde nevengroep van het Periodiek systeem. Het komt in zijn verbindingen voor in de waardigheden −II... +VI; hiervan zijn +II, +III en +IV de stabielste.
Chroom vormt legeringen met een zeer groot aantal metalen; toegevoegd aan staal, eventueel te zamen met Ni of Mn, verhoogt het de weerstand tegen oxidatie. Bij de oppervlaktebehandeling van auto-onderdelen heeft chroom het nikkel geheel verdrongen. Tevens wordt het toegepast voor het geven van een slijtvaste laag o.a. in cilinders van motoren en op zuigerveren. (Voorts zie hierna: Chroomnikkelstaal; Chroomstaal. Tevens zie Chromateren; Chromeren.)
Chroomtrioxide CrO3 (officieel: chroom(VI)oxide) is sterk hygroscopisch; het is zeer goed oplosbaar in water. Het is het zuuranhydride van chroomzuur H2CrO4 (diwaterstofchroom(VI)oxide). Chroomtrioxide wordt toegepast in de galvanotechniek, als sterk oxidatiemiddel, voor het schoonmaken (ontvetten) van glaswerk enz. De chromaten, zouten van chroomzuur, zijn sterke oxidatiemiddelen; de meeste zijn gekleurd.
Zouten van driewaardig chroom worden o.a. gebruikt voor de chroomlooiing van leder. Natrium- en kaliumwaterstofchromaat worden o.a. toegepast bij het nachromeren van geverfde weefsels, waardoor de echtheid wordt verhoogd. Chroomaluin K2SO4 ⋅ Cr2(SO4)3 ⋅ 24H2O wordt toegepast als looistof en als beitsmiddel. Chroomcarbiden worden gebruikt voor de vervaardiging van hardmetalen (zie Cermets).
Chroomoxide Cr2O3 wordt o.a. in de petrochemische industrie toegepast als katalysator. Het wordt, onder de naam chroomoxidegroen, in de verfindustrie als pigment gebruikt, vooral in chemicaliënvaste verven; het is echter fletser van kleur dan ander groene pigmenten (chromaatgroenen). Ook het hydraat van chroomoxide (chroomoxidehydraatgroen, Guignets groen Cr2O3 ⋅ 2H2O) wordt, zij het op beperkte schaal, als pigment gebruikt.
Chroomnikkelstaal is staal dat met chroom en nikkel is gelegeerd. Bij een relatief laag massagehalte Cr en Ni zijn te onderscheiden carboneerstaal (tot 0,1% C) en veredelingsstaal (tot 0,4% C). Chroomnikkelveredelingsstaal heeft de beste combinatie van taaiheid en sterkte die tot dusver voor staal werd bereikt, uitgezonderd maragingstaal. Met ca. 0,4% C heeft het in veredelde toestand een treksterkte van 1,9 kN mm−2, een 0,2 %rekgrens (σ0,2) van 1,6 kN mm−2 en een rek van 10%. Daar Cr en Ni een bijzonder grote hardingsdiepte geven, is dit staal zeer geschikt voor grote, zwaarbelaste machineonderdelen; ook bij schokbelasting. In carboneerstaal kan men een nog grotere taaiheid in de kern verkrijgen met een harde buitenlaag waarin door diffusie koolstof is ingebracht. Veredelingsstaal kan ook alleen oppervlakkig of plaatselijk worden gehard door inductief- of vlamharden.
Een aparte groep vormen de austenitische chroomnikkelstaalsoorten met een massagehalte van 18% Cr en van 8% Ni en een zeer laag massagehalte C. Zij zijn zeer taai, hebben een relatief lage treksterkte (ca. 0,6 kN mm−2) en rekgrens (0,2%-rekgrens 0,35 kN mm−2) en een rek van 60%. Austenitisch staal verstevigt bijzonder sterk bij koude vervorming; opvallend is hun grote weerstand tegen corrosie. Als roestvast staal heeft het daardoor een enorme toepassing gevonden. Het chroom dat in hoofdzaak de drager is van de roestvastheid, geeft het staal tevens een behoorlijke bestandheid tegen oxidatie bij hoge temperatuur. Tevens zie Roestvast staal.
Chroomstaal is staal met chroom als voornaamste legeringselement. Chroom lost onbeperkt op in het ferriet, beperkt in het austeniet, onder verkleining van het austenietveld. Staalsoorten met veel chroom zijn dus altijd ferritisch. Chroom vormt met koolstof carbiden; de neiging daartoe is mild, zodat het element altijd verdeeld is tussen de carbiden en de grondmassa. Evenals alle andere legeringselementen vergroot chroom de hardingsdiepte. Lage massagehalten Cr worden toegepast in machine- en gereedschapsstaal, dat gehard moet worden, voor bijv. vijlen, schaafmessen; zeer universeel is de toepassing voor kogels en kogellagers die vrijwel algemeen van chroomstaal worden gemaakt. Chroom bevordert niet alleen de doorharding, maar tevens de fijnheid van korrel; bij het harden wordt de korrelgroei sterk geremd door de aanwezige carbiden.
Grotere massagehalten van 10...14% Cr worden toegepast voor snijdend gereedschap. Het bekende 12% chroomstaal met 2% koolstof, wordt vooral gebruikt voor koudsnijstempels en matrijzen; daarnaast heeft het vele andere toepassingen. Het is een ledeburitisch staal. Staal met 12...14% Cr en 0,1...0,4% C is hardhaar en roestvast; het is bekend als messenstaal, vooral voor tafelmessen. Met toenemend koolstofgehalte neemt het snijdend vermogen toe, maar de roestvastheid af; de genoemde samenstelling betekent een bruikbaar compromis. Technische messen bevatten doorgaans wat meer koolstof. Staal met 12...20% chroom en max. 0,1% koolstof wordt gebruikt als ferritisch roestvast staal. Het is niet hardhaar, maar wel goed vervormbaar, lasbaar en voldoende roestvast voor een aantal toepassingen.
Staal met 20...30% chroom en wisselend koolstofgehalte is vooral hittevast. Het wordt toegepast zowel gewalst als gegoten voor o.a. ovenonderdelen. Het heeft afhankelijk van het koolstofgehalte een ferritische of halfferritische structuur.