Technische encyclopedie

Winkler Prins (1975)

Gepubliceerd op 23-12-2024

BASCULEBRUG

betekenis & definitie

(Fr.: pont à bascule; Du.: Klappbrücke; Eng.: balance bridge), beweegbare brug waarbij de klap wordt uitgebalanceerd door een rechtstreeks daaraan verbonden ballast, waartoe de brugliggers achterwaarts worden verlengd met een zgn. achterarm die bij het openen van de brug te zamen met de ballast omlaag draait in een zich in het landhoofd bevindende kelder. Hierdoor ontbreekt de bij ophaalbruggen aanwezige hameipoort met de hooggelegen balans die voor het verkeer (tramverkeer bij stadsbruggen) hinderlijk kan zijn.

De brug kan voorkomen met één of twee klappen. Men onderscheidt bruggen met en zonder bereden achterarm. In het eerstgenoemde geval ontbreekt de voeg in het rijdek en komt de brug in gesloten stand op drie steunpunten te rusten, waarvan het achterste moet worden weggeschoven voor de brug kan worden geopend; het is een geschikt type voor spoorbruggen. In het tweede geval bevindt de achterarm zich in de kelder en rust de brug in gesloten stand op twee steunpunten. De voeg in het rijdek kan voor of achter het draaipunt worden geconstrueerd, niet recht er boven. De klap wordt bij kleine overspanning als liggerbrug geconstrueerd, bij grotere overspanningen als vollewand- of vakwerkbrug met hoofdliggers, dwarsdragers en langsliggers.Ter gewichtbesparing wordt meestal een houten brugdek toegepast, eventueel voorzien van een dunne laag asfalt. De ballast bevindt zich in aan de achterarm van de brugliggers bevestigde of scharnierend daaraan opgehangen ballastkisten. Het kelderlandhoofd van gewapend beton is waterdicht en zwaar gefundeerd. Het bevat het bewegingswerk, de opleggingen voor het draaipunt en meestal een opzetinrichting voor de achterarm, waarbij zoveel vrije ruimte moet overblijven, dat de achterarm met de ballast over een hoek van 80° omlaag kan draaien. Tap en kussenblokken van het draaipunt worden zwaar en van hoogwaardig materiaal geconstrueerd, waardoor zij in staat zijn de verkeerslast op te nemen.

Bij spoorbruggen wordt echter het draaipunt in gesloten brugstand ontlast door een nabij geplaatste oplegstoel, waarbij tevens het einde van de achterarm door een opzetinrichting omhoog wordt gedrukt. Dit opzetten is tevens nodig om slingeren van de zware achterarm en opwippen van de brug te voorkomen. Bovendien wordt het einde van de klap na het neerkomen nog vergrendeld. Het bewegingswerk bestaat in eenvoudigste vorm uit een vaste, cirkelvormig gebogen tandheugel, waarop een door een elektrische machine via een overbrengingsmechanisme bewogen rondsel loopt. Deze delen zijn op de achterarm bevestigd en bewegen mee omlaag.

Verschillende andere bewegingsmechanismen zijn bedacht en gepatenteerd, met de bedoeling de functies van bewegen, afremmen, vergrendelen en opzetten door een zelfde mechanisme te doen verrichten, onafhankelijk van het bedienend personeel en zonder elektrische hulpmiddelen. Dit kan bereikt worden door het rondsel te vervangen door een kruk, draaiend om een vaste as en aan het uiteinde voorzien van een rol, die komt te lopen in een op de achterarm bevestigde geleidebaan van bijzondere vorm. Deze is zodanig ontworpen, dat het openen van de brug eerst met geleidelijk oplopende en daarna weer tot nul afnemende snelheid geschiedt. Na het sluiten volgt automatisch opzetten van de achterarm en vergrendelen. Een elektrische beveiliging zorgt ervoor, dat de brug niet kan worden geopend, alvorens de slagbomen zijn neergelaten.

< >