Technische encyclopedie

Winkler Prins (1975)

Gepubliceerd op 27-11-2024

AZIMUTMETING

betekenis & definitie

(Fr.: mesurage de l’azimut; Du.: Azimutmessung; Eng.: azimuth measurement), in de geodesie de meting door directe azimutbepaling van de zijden van een veelhoek, vaak toegepast voor het snelle verkennen en opmeten van gebieden voor wegaanleg en voor irrigatie- of exploratiedoeleinden.

Indien de resultaten bevredigend zijn, wordt later overgegaan tot nauwkeuriger kartering. Deze handelwijze drukt de kosten van de exploratiegroep en voorkomt tijdnood. Men gebruikt een boussoletheodoliet zonder horizontale rand, maar meestal de eenvoudiger uitgevoerde boussole-tranchemontagne (boussole geschikt voor opname hoogtelijnen) met excentrische kijker en verticale rand, ook wel bergboussole genoemd, terwijl voor kleinere veelhoeksnetten de simpele schmalkalderboussole (met magneetnaald vast aan meedraaiende roos), eventueel van hellingmeter voorzien, kan dienen.Eerst dient men te onderzoeken of de roos oostelijk of westelijk azimut aangeeft; een met de klok meegaande randverdeling geeft westelijk azimut aan. De meting van de veelhoek ABC...K in de afbeelding geschiedt als volgt: in ieder hoekpunt, bijv. B, wordt een boussole gecentreerd opgesteld en in iedere richting B → A en B C het azimut bepaald, waarbij op voetpunten van jalons wordt gericht. Van iedere zijde verkrijgt men dus twee waarden: van AB vanuit A het azimut ∠ NAB en vanuit B het contre-azimut ∠ NBA. Voor het berekenen van het gemiddelde azimut geldt

gemiddeld azimut = ½(azimut + contre-azimut ± 180°)

Door speciale handelingen kunnen diverse fouten, inherent in het toestel of daarbuiten, worden geëlimineerd.

Resultaten worden in een meetboek opgenomen en later uitgewerkt, waarbij de hoeken ABC enz. uit het verschil van beide azimuten NBA en NBC worden verkregen. De kijker is tevens ingericht als tachymeter waardoor de horizontale afstanden (maar ook die in de richting van de hellingen) kunnen worden bepaald en in het meetboek opgenomen. Ook worden de hellingen tussen A en B enz. door aflezing van de verticale rand verkregen. Uit deze gegevens zijn de hoogtelijnen voor de kartering af te leiden.

Uiteraard brengt deze meting grotere fouten mee, ook al door de excentriciteit van de kijker (niet bij de schmalkalderboussole) en door magnetische invloeden. Bepaling en vereffening van de sluitfout van het gesloten veelhoeksnet volgen na doorrekening van de meetresultaten. De sluitfout mag bij gunstig terrein hoogstens 1/400 van de omtrek zijn, bij ongunstig terrein hoogstens 1/300; dit houdt mede verband met een zuiver rekenen van de veelhoek.

< >