(de, -en), nauw sluitende broek, strakke broek. Dan het verhaal van de koning, die zoveel vettre koeien had, die iedereen kon krijgen als hij maar de tuin met rode brandnetels kon wieden zonder te jeuken.
Wie 't kon kreeg koeien, maar je moest een spanbroek dragen, zonder hemd, zonder borstrok (Hijlaard 32). Ik begrijp niet waarom je vader zo’n spannebroek voor je moest gaan kopen (Vianen 1972: 23). - Etym. : In AN veroud. S spanbroekoe.