(de, -s), (hist.) syn. van schuiler: z.a. ( ) want niettegenstaande de registers van den burgerlijken stand te Paramaribo en in de buitendistricten van jaar tot jaar in eenen beteren staat worden gebragt, blijven er ten opzichte van de hoeveelheid Indianen, Boschnegers en Schuilersnegers, welke hier en daar in de bosschen der kolonie verspreid zijn, groote onzekerheid en losse gissingen bestaan, en deze onzekerheid zal ook wel nimmer worden opgelost (Teenstra 1835 II: 150; oudste vindpl.).
- Etym.: Zie schuiler.
- Syn. ook: wegloper. Zie ook Bosneger, marron; Boslandcreool.