Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

schaaf

betekenis & definitie

(de, schaven), (ook.) de inhoud van een ijsschaaf. ( ) open gaat hij [de ijsschaaf], en de eerste schaaf glijdt in een kinderhandje (Hangalampoe 1 (1): 16; 1973).

- Zie ook: schaven.
- : zijn schaaf zakken (zakte, heeft gezakt), na opwinding weer bedaren.
- Etym.: Zie zakken (B.1). S saka joe skafoe = id.

< >