(de, -schaven), schaafje met een reservoir voor het maken van schaafijs. Hij [de schaafijsman] blijft staan, slaat het zeil open; de ijsschaaf komt te voorschijn.
En dan maar schaven. Als de schaaf gevuld is, tikt hij ertegen met het hout van de wagen, open gaat hij, en de eerste ‘schaaf' glijdt in een kinderhandje. Dan komt de stroop ( ) eroverheen (Hangalampoe 1 (1): 16; 1973). - Etym.: Zie de omschrijving en het cit., zie schaafijs. Zie ook: schaaf.