Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

neef

betekenis & definitie

(de, neven),

1. neef, d.w.z. zoon van oom of tante.
2. mannelijk familielid van de tweede graad of verder, van dezelfde generatie: achterneef, verre neef. Er kwam een neef blijven , verschafte het benodigde om de kinderen niet van honger te doen omkomen, maar eiste daarvoor in ruil Wiesje als vrouw (Dobru 1968a: 30).
- Etym.: Bet. 2 komt ook voor in AN, maar veel minder alg. dan in SN. Het bet. in SN dus niet: zoon van broer of zuster. Daarvoor gebr. men broerskind en zusterskinq. Er is volledige analogie met nicht.

< >