Neef
m. (neven), 1. iemands broeders- of zusterszoon : hij is een volle neef van mij; 2. zoon van iemands oom of tante in betr. tot hem of haar: een neef van vaders-, van moederszijde; 3. afstammeling van een neef of nicht als onder 1. of 2.: een verre neef.