Iemand in een zeer benarde positie. Ter dood veroordeelden werden wel toegeworpen aan leeuwen die zich in een kuil bevonden. Tijdens de Babylonische ballingschap werd Daniël (God is mijn rechter) door de rijksbestuurders en stadhouders, die afgunstig waren op zijn intelligentie en goede positie, aangeklaagd bij koning Darius.
Daarop gaf de koning bevel en men haalde Daniël en wierp hem in de leeuwenkuil (Dan. 6:17).