Ergens flink plak hebben

Ergens op rekening kunnen kopen

Flink in de beurs blazen

Veel moeten betalen

Het zal daar flink braden

Het zal daar beslist niet gemakkelijk worden

Hij trekt flink van leer

Hij geeft iemand een flink pak slaag of een fikse uitbrander

Het zal daar flink waaien

Daar zal een flinke ruzie van komen

Flink van de borst spreken

Rond voor zijn mening uitkomen

Het iemand eens flink zeggen

Hem precies zeggen waar het om gaat, waar het op aankomt

Hij is flink uit de kluiten gegroeid

Het is een stevige kerel

Hij is flink uit de kluiten gewassen

Hij is flink opgegroeid

Een flinke klap krijgen

Een fors verlies lijden

Daar zit pit in. Dat is een flink persoon

De ‘pit’ is de kern van een vrucht, en zo neemt men de kern ook overdrachtelijk voor iemand die ‘kernachtig’, die flink is

Iemand een flinke mossel geven

Iemand een klap geven