Gezegden

Riemer Reinsma (1998)

Gepubliceerd op 17-04-2025

Zoutloos of zouteloos

betekenis & definitie

Zoutloos betekent 'zonder zout' en zouteloos betekent 'flauw, kinderachtig'. Zijn er nog meer van dit soort woordparen?

Ja:

Bandloos: ‘zonder band’

Bandeloos: ‘ongeremd’

Naamloos: ‘zonder naam’

Nameloos: ‘onuitsprekelijk groot’

Smaakloos: ‘zonder smaak’

Smakeloos: ‘tegen de goede vormen ingaand’

Spraakloos: ‘stom, niet kunnende spreken’

Sprakeloos: ‘tijdelijk niet in staat om te spreken, verbaasd’

Zinloos: ‘zonder zin, nutteloos’

Zinneloos: ‘zonder zinnen’, ‘krankzinnig’

< >