De oorspronkelijke betekenis van vier is hier ‘vuur’. Vieren en vijven is een overblijfsel van zeventiende-eeuwse bastaardvloeken -As, gans vier (‘Gods vuur’, dat wil zeggen ‘Gods bliksem’) en gans vijven (‘Gods vijf wonden’).
Vier is hier dus geen telwoord, vijf wel. Iemand die veel vieren en vijven maakte, was iemand die, als hij ‘moeilijk deed’, voortdurend vloekte. De vloek ‘gans vier’ geraakte in onbruik en men ging ‘vier’ voor een telwoord aanzien.Later deed een andere versie haar intrede: veel vijven en zessen hebben. Dat was een versterkende navolging van vieren en vijven.