Het moet de naam van een ziekte zijn, als je iemand toevoegt: krijg het leplazarus. Maar welke?
Het gaat om melaatsheid. Lazarus was oorspronkelijk de naam van een melaatse bedelaar. Hij is een van de twee hoofdpersonen in de gelijkenis van de rijke en de arme man, in het bijbelboek Lucas. De bedelaar, overdekt met zweren, ligt voor de poort van een rijkaard, in de hoop wat ‘kruimkens’ te bemachtigen ‘die van de tafel des rijken vielen’. Toen de lepra zeldzaam was geworden vervaagde de betekenis van het woord lazarus. Wel bleef het besef hangen dat het iets met een verschrikkelijke ziekte te maken had. En zo ontstond de uitdrukking krijg het lazarus - waarbij het lidwoord het aangeeft dat men lazarus niet meer als een eigennaam voelde. Naast de versie krijg het lazarus bestaat ook de variant krijg het leplazarus. Dit laatste woord is een verbastering van kleplazarus. Die klep is de ratel waarmee melaatsen permanent moesten klepperen om gezonde mensen te waarschuwen voor hun aanwezigheid.
