Het woord klikspaan is ontstaan als een variatie op een verdwenen woord klapspaan. Dit was een soort ratel waarmee een lepralijder zijn nadering aankondigde, of waarmee een dorpsomroeper aankondigde dat hij iets ging mededelen, of waarmee bijvoorbeeld een startsignaal werd gegeven. Zo was in Gent in de veertiende eeuw een verordening van kracht dat graanhandelaars geen koren mochten kopen, verkopen of uitstallen ‘voor dat clapspaen ghesleghen es [= geslagen is]’. Soms ook diende de klapspaan als een muziekinstrument waarmee een danser zichzelf begeleidde. Later kreeg het woord een overdrachtelijke betekenis: ‘iemand die steeds maar aan het klappen (kletsen) was’. En naar analogie van klapspaan ontstond nu het woord klikspaan ‘iemand die steeds maar klikt’. De combinatie klikspaan boterspaan is het eerste deel van een kinderliedje:
Klikspaan boterspaan,
Je mag niet door mijn straatje gaan.
’t Hondje zal je bijten,
’t Katje zal je krabbelen,
Dat komt van al je babbelen.
Wat de boterspaan in dit verband precies te betekenen heeft, is niet duidelijk. Een boterspaan dient om boter uit een vat te halen.