Deze woorden zijn een verminkte weergave van een passage uit het ‘onuitgegeven tooneelspel’ dat voorafgaat aan Max Havelaar van Multatuli. Een man wordt voor het gerecht gesleept omdat hij een zekere Barbertje vermoord zou hebben.
De rechter verklaart: ‘Die man moet hangen.’ Volgens de aanklacht zou Barbertje in stukjes gesneden zijn en daarna ingezouten. Dan verschijnt de doodgewaande Barbertje in de rechtszaal, maar de rechter is niet te vermurwen: ‘Gerechtsdienaar, voer dien man weg, hy moet hangen.’ Als ‘Barbertje moet hangen’ moet iemand ‘eraan’, schuldig of niet.