De uitdrukking ANDERHALVE MAN EN EEN PAARDENKOP is, voorzover bekend, voor het eerst aangetroffen in een volksboek uit 1501, getiteld Dat dyalogus of twisprake tusschen den wisen coninck Salomon ende Marcolphus. De uitdrukking betekent: ‘een uiterst klein aantal mensen’.
Op zekere dag komt de koning langs het huis van Marcolphus, een man die niet bepaald op zijn mondje gevallen is en niet terugdeinst voor een goeie grap. De koning buigt zijn hoofd onder het deurkozijn en vraagt wie daarbinnen is. ‘Daer is inne een gheheel man ende een half ende eens paerts hooft.’ Marcolphus doelt daarmee op het feit dat de koning voorovergebogen op de kop van het paard ligt, zodat hij half in huis is. Zichzelf rekent Marcolphus voor een volle persoon. Dezelfde grap komt ook voor in andere West-Europese volksboeken, bijvoorbeeld in het Uilenspiegelverhaal (1520).Zelfs tot in Rusland toe had de grap veel succes. Daar heeft men de uitdrukking anderhalve man. De paardenkop is spoorloos verdwenen.