van schertsen, dat in ’t Mhd. bet.: vroolijk springen, huppelen, zich verblijden, en bij ons de bet. kreeg van dartel zijn, gekheid maken. Dit schertsen zou staan voor schermen (spr. sjerntsen) als afl. van schern = gekheid, scherts.
Vgl.:
„Die ene beeste drivet gherne Dander, daer si mach, te scherne”,
d.i. het eene beest (vroeger vrouwelijk!) drijft graag als het er kans toe ziet, den spot met het ander.