Gepubliceerd op 14-02-2019

Woutherus mol

betekenis & definitie

Woutherus Mol geb. Haarlem 21 maart 1785, overl. Haarlem 30 augustus 1857.

Leerling van H. van Brussel en van het Haarlemse Tekengenootschap (1802); daarna ontving hij raadgevingen van G. van Spaendonck. In 1806 vertrok hij naar Parijs en studeerde daar onder J. L. David; in 1810 als ‘Hollandsch Kweekeling’ te Rome, na 1813 keerde hij naar Nederland terug.

Schilderde historische voorstellingen, genrestukken, portretten en portretgroepen. Na 1847 beoefende hij de kunst niet meer, hij was toen zenuwziek. Tentoonstellingen Amsterdam 1808-1826 en Haarlem 1825: naaktstudies; een heilige, naar Rafaël; Priamus smeekt Achilles om het lijk van Hector; sterfbed van Epaminondas; het doodsbed van prins Willem I; bezoek van Jacoba van Beieren aan Frank van Borselen; musicerend gezelschap; schildersatelier, waarin een schilder en een tekenaar; diverse portretten: enz. Rijksprentenkabinet Amsterdam: een zelfportret (tekening). Teylers Stichting Haarlem: de tekenaar; slapende jongeling (beide niet gem.) en enige zwartkrijttekeningen.

St. Elisabethsgasthuis Haarlem: een schets in olieverf, voor een regentenstuk (gem. W. Mol 1819). Gemeentearchief Haarlem: pomp op de Riviervismarkt; gezicht op het Begijnhof (beide aquarellen). Frans Halsmuseum Haarlem: Hendrik IV te paard.

Huebner; Immerzeel; Knoef; Kramm; Luns; Oud-Holland (J. Knoef, 1942) en (F. J. Dubiez, 1955); Plasschaert; Scheen; Thieme-Becker; Van Hall I; Voorloopige lijst der Nederlandsche Monumenten V2; Wurzbach.

< >