Gepubliceerd op 14-02-2019

Wilhelmus schrofer

betekenis & definitie

Wilhelmus Schrofer (‘Willem’) geb. Den Haag 6 maart 1898, overl. Leiden 22 september 1968.

Woonde en werkte in Den Haag, Nijmegen, Amsterdam, Den Haag; sinds 1955 in Voorschoten. Leerling van het Tekeninstituut Bik en Vaandrager in Den Haag (behaalde M.O. tekenen), van de Akademie v. B.K. aldaar o.l.v. H. Meijer. Maakte studiereizen naar Frankrijk en Italië.

Schilderde en tekende portretten, figuren, stillevens en landschappen in een impressionistische trant, werkte van 1926 tot 1946 abstrakt en heeft daarmee in binnen- en buitenland naam gemaakt. Kunstnijveraar en etser. Gaf les aan T. van As, H. Berserik, H. de Boer, A. Boon, A. T. A. E. Borst Pauwels, J. J. Dalenoord, Y. M. A. Dony, R. Doorman, P. Fraterman, A. C. de Gijzel, H. M. de Jong, W. J. Koster, G. G. Lampe, D. Landsman, H. C. Meijer, F. Nadal Uceda, C. Paauw, J. H. Plokker, A. P. van Riel, Th. Staverman, L. J. Steinbach, E. A. Strüwer, J. Westerik.

Was lid van ‘Pulchri Studio’, de Haagse Kunstkring en van de Ver. van Beoefenaars van Monumentale Kunsten. Docent (van 1937 tot 1963) aan de Akademie v. B.K. in Den Haag en het Instituut v. Kunstnijverheidsonderwijs te Amsterdam.

Haags Gemeentemuseum: compositie met rode en blauwe cirkel; vogeltje; portret van Jos. de Gruyter. Rijkscollectie: stilleven met druiven, 1953; portret mevr. Van Ravenstein, 1955.

Maandblad voor Beeldende Kunsten VII (1930) blz. 346-347; Mak van Waay; Van Hall I; Waller.

< >