Pieter Christoffel Wonder geb. Utrecht 10 januari 1780, overl. Amsterdam 12 juli 1852. Leerling van de Dusseldorfse Akademie v. B.K. (1802-1804), vormde zich verder zelf, o.a. door het kopiëren van het werk van Rubens en Van Dyck.
Werkzaam in Utrecht van 1804 tot 1823 (behaalde aldaar in 1817 een gouden medaille), Londen tot 1831 en daarna weer in Utrecht. Was een der oprichters en met Kobell de eerste direkteur van het genootschap ‘Kunstliefde’ te Utrecht; ook lid van de Koninklijke Akademie te Amsterdam.
Schilderde, etste en tekende veel portretten en genrestukken. Gaf les aan W. P. Hoevenaar, C. Kramm, J. Rentinck en A. H. Winter.
Tentoonstellingen Amsterdam en Den Haag 1810-1851: verscheidene portretten; visverkoopster bij kaarslicht; de wijze en dwaze maagden; vastenavond-zangers met de rommelpot; enz. Rijksprentenkabinet Leiden: vissersmeisje met emmer (waterverf); dorstige visser met bierkruik (krijttekening). Rijksmuseum Kröller-Müller Otterlo: 4 tekeningen.
Rijksprentenkabinet Amsterdam: tekeningen. Rijksmuseum Amsterdam: Saturnus in knielende houding. Museum Willet-Holthuysen Amsterdam: studie van een oude man (krijttekening op perkament). Nederlands Historisch Scheepvaart Museum Amsterdam: portret van een luitenant ter zee. Museum Dordrecht: portret van A. van Strij.
Haags Gemeentemuseum: het triktrakspel. Centraal Museum Utrecht: enkele portretten (w.o. een krijttekening). Museum Boymans-van Beuningen Rotterdam: het haringvrouwtje (gem. P. C. W. f.); Driekoningenavond (gem. P. C. W. f.). Centraal Museum Utrecht: zelfportret (ets).
Huebner; Immerzeel; Kramm; Luns; Plasschaert; Scheen; Van Hall I; Waller; Wurzbach.