Otto de Boer (I) geb. Woudsend (Friesland) 11 juni 1797, overl. Leeuwarden 14 augustus 1856.
Leerling van W. B. van der Kooi. Begon in 1824 een reis van verscheidene jaren naar Duitsland, Frankrijk en Italië, waar hij in musea kopieerde. Vestigde zich daarna beurtelings te Amsterdam en Den Haag en vertrok toen voorgoed naar Friesland (Leeuwarden).
Heeft daar hoofdzakelijk bijbelse onderwerpen (altaarstukken) geschilderd. In 1847 woonde hij te Groningen; lid van het genootschap ‘Pictura’ aldaar. Gaf les aan O. de Boer II, C. B. Buys, W. de Haan, J. de Jong, G. Tj. Posthumus, H. Schaaff, J. J. G. van Wicheren.
Tentoonstellingen te Amsterdam van 1820-1846: portretten; landschap bij Rome; historische voorstellingen; gezicht op de Vismarkt te Leeuwarden; tekenende jongeman; Friese schipper: kinderschoolfeest in Friesland; Friese wildverkoopster; jonge dame met papegaai. Tentoonstelling Leeuwarden 1853: Golgotha; de verrijzenis; de afneming. Tentoonstelling van portretminiaturen te Rotterdam in 1910: enkele portretten in waterverf op ivoor. Stedelijke Kunstverz. (archief) Leeuwarden: verschillende tekeningen, w.o. een historische compositie; Apollobeeld; allegorische voorstelling. R.K. kerk (H. Plechelmus) Oldenzaal: 12 staties (1847). Fries Museum Leeuwarden; de ouders en de zuster van de schilder, 1820; zittende windhond in landschap, 1822; zelfportret, 1824; de Vismarkt te Leeuwarden, 1838; Sint Nicolaasfeest, 1844; atelier van de schilder, 1851; Jacobje Soeting, 1854; Ybeltje Dijkstra.
Eekhoff; Immerzeel; Kramm; Luns; Plasschaert; Scheen; Thieme-Becker; Voorloopige lijst der Nederlandsche Monumenten VIII; Wurzbach.