Louis Willem van Soest (‘Louis’) geb. Poerworedjo (Ned. Indië) 5 april 1867, overl. Den Haag ii maart 1948.
Woonde en werkte in Amsterdam, Aken (Dld), Rozendaal bij Arnhem 1886-1892, Den Haag vóór 1893 tot 1894, Laag Soeren tot 1896, Dieren 1897, Den Haag tot 1905 (en later), Velp (gem. Rheden) tot 1918, Den Haag tot 1943, Wassenaar tot 1946, daarna in Den Haag. Verbleef ook langdurig te Parijs en Wiesbaden. Studeerde aanvankelijk scheikunde te Aken (Dld), maar wijdde zich van 1891 af geheel aan de kunst. Vormde zich zelf.
Schilderde, aquarelleerde, tekende en etste (in impressionistische trant) bosachtige landschappen, vooral veel watergezichten, ook interieurs, figuren en portretten. Heeft diverse onderscheidingen behaald, w.o. gouden medailles te Amsterdam (1903) en te München (1905). Was lid van ‘Arti et Amicitiae’, ‘St. Lucas’, ‘Pulchri Studio’, de Haagse Kunstkring ‘Artibus Sacrum’ te Arnhem en van de Hollandse Tekenmaatschappij. Gaf o.m. les aan koningin Wilhelmina (raadgev.) en A. van der Boon, J. J. Heijnis, E. M. D. Lüps, H. Metelerkamp, M. C. de Meijer, L. Simon en R. J. M. Verspijck.
Tentoonstellingen Arnhem, Amsterdam, Den Haag enz. 1892-1905 : strand te Scheveningen ; lente te Soeren ; bij de schuur; eikenschillers in het Soerense bos: wintergezichten (bossen): de eerste sneeuw; storm; een winterochtend; enz. Museum Boymans-van Beuningen Rotterdam: wintergezicht. Gemeentemuseum Arnhem: dorpje in de sneeuw (gem. Louis W. van Soest). Haags Gemeentemuseum: boerenhuis met bloemen. Rijksmuseum Van Bilderbeek-Lamaison Dordrecht: winter.
Die Constghesellen 2, 1947 (blz. 99-102); Kunst en Kunstleven I. 1948 (nr. 2, bh. 9-12): Elsevier XXII ( 1901, blz. 727-735): Luns: Lurasco; Maandblad voor Beeldende Kunsten III ( 1926, blz. 66): Mak van Waay; Plasschaert; Van Hall I: Waller; Wesselink.