Gepubliceerd op 21-02-2019

Johannes janson

betekenis & definitie

Johannes Janson geb. op het eiland Ambon (Ned. Indië) 17 april 1729, overl. Leiden 1 augustus 1784.

Was aanvankelijk officier en begon zich later op het schilderen en tekenen toe te leggen; schilderde landschappen met vee en ook stadsgezichten; tevens behangselschilder. Zijn etsen zijn bekend, o.a. de twaalf maanden (landschappen meestal met vee). Van 1761 af was hij in Leiden gevestigd, waar hij hetzelfde jaar lid van de Akademie werd. Was leermeester van J. C. Janson en P. Janson.

Rijksmuseum Amsterdam: het Huis te Heemstede (gem. J. Janson fecit 1766). Museum De Lakenhal Leiden: de Koepoort, de Wittepoort; de Marepoort te Leiden; landschap, op de voorgrond een herder met vee; bergachtig landschap met herder en vee. Teylers Stichting Haarlem: landschappen (aquarellen). Museum Paul Tetar van Elven Delft: aan de buitenkant van een stad, wintergezicht.

Stedelijke Prentenverzameling Leiden: enige tekeningen, w.o. gezicht op Katwijk-Binnen; gezicht op Noordwijk-Binnen; het Tolhek aan de Leidsevaart; aan de vaart onder Warmond. Museum Boymans-van Beuningen Rotterdam: tekeningen, w.o. weiland aan een rivier met liggende koe (aquarel); landschap met ronde toren (aquarel); heuvellandschap met ruïne (aquarel); landschap met liggende koe en twee schapen (aquarel). Rijksprentenkabinet Amsterdam: tekening(en). Rijksprentenkabinet Leiden: ±30 aquarellen en tekeningen.

Immerzeel; Kramm; Scheen; Thieme-Becker; Waller; Wurzbach.

< >