Johannes Fabricius (‘Johan’) geb. Bandoeng (Ned. Indië) 24 augustus 1899.
Woonde en werkte in Ned. Indië (o.m. Batavia) tot 1914, Leiden, Parijs, Den Haag, Oosterbeek, Capri, Wenen, Den Haag, Antwerpen, Londen, Den Haag; thans in Glimmen (gem. Haren, Gr.). Leerling van de Akademie v. B.K. in Den Haag o.l.v. F. Jansen, W. B. van Horssen en W. A. Grondhout en van de Rijksakademie te Amsterdam o.l.v. N. van der Waay.
Letterkundige (romanschrijver). Schilderde (vroeger) landschap en portret. Tekenaar van voortreffelijke portretten en illustrator van eigen boeken (sprookjes- en jongensboeken). Doordat het schrijven volledig beslag op zijn tijd heeft gelegd, heeft hij de laatste jaren geen illustraties meer gemaakt.