Johannes Cornelius Mertz geb. Amsterdam 1819, overl. Brussel(?) 1891. Leerling van J. W. Pieneman.
In 1845 werd hij lid van de Kon. Akademie te Amsterdam. Woonde en werkte in de hoofdstad tot 1852, Brussel tot 1861, Amsterdam tot 1862 en van 1863 af weer in Brussel, waar hij in 1864 nog woonde.
Genre- en figuurschilder (enkele historiestukken).
Tentoonstellingen Amsterdam en Den Haag 1844-1863: nieuwsgierigheid; een page aan het hof van Lodewijk XIII; Anna van Oostenrijk met de dauphin; na de overwinning; gezicht op het IJ bij maanlicht; tafereel uit het huiselijk leven van P. Potter: wittebroodsdagen: de jonge tekenaar; de weduwe. Museum Fodor Amsterdam: peinzend meisje. Rijksprentenkabinet Leiden: lezende jonge vrouw (tekening, 1851).
Kunstkronijk 1845I46 (blz. 80), 1863 (blz. 30): Plasschaert: Scheen; Thieme-Becker.
