Johan Hendrik Keller (Johann Heinrich) geb. verm. Zürich (Zw.) ca. 1698, overl. Den Haag, begr. 15 juli 1765. Leerling van zijn vader, de beeldhouwer J. Keller; vertrok naar Duitsland en werd leerling van N. Stuber, ging daarna korte tijd naar Parijs en vestigde zich in 1726 in Den Haag.
Schilderde plafonds, kamerbehangsels, schoorsteen- en deurstukken, meestal landschappen met figuren in de trant van Teniers en Watteau. Gaf les aan D. van der Aa.
Rijksmuseum Amsterdam: schoorsteenstuk (vijf musicerende kinderen in een landschap. gem. I-Keller 1753). Stedelijk Museum Amsterdam: plundering van een zilversmidswinkel. Paleis Huis ten Bosch, Den Haag: vier deurstukken (gem. J. H. Keller 1753, één 1754). Herenhuis Prinsessegracht 92 Den Haag: een zaal met geschilderd behang en deurstukken (gem.
J. H. Keller 1742 en 1743). Herenhuis Prinsegracht 6. Den Haag: schoorsteen- en deurstukken, tevens een zaal met geschilderd plafond (gem. J. H. Keller 1733. evenals de deurstukken). Museum Boymans-van Beuningen Rotterdam: een tekening. Noordbrabants Museum Den Bosch: bijbels tafereel (Rebecca bij de put). Rijksprentenkabinet Amsterdam: tekeningen).
Immerzeel; Kramm; Scheen; Thieme-Becker; Van Hall I; Voorloopige lijst der Nederlandsche Monumenten III; Wurzbach.