Gepubliceerd op 14-02-2019

Jean augustin daiwaille

betekenis & definitie

Jean Augustin Daiwaille geb. Keulen, ged. 6 augustus 1786, overl. Rotterdam 11 april 1850.

Leerling van A. de Lelie te Amsterdam. Van 1820-1826 was hij direkteur van de Akademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam.

Heeft portretten geschilderd, ook getekend in pastel; vervaardigde verder enkele landschappen en zeer fijne vruchtenstillevens. Richtte omstreeks 1826 een steendrukkerij op te Amsterdam, waarvoor hij meestal zelf de tekeningen vervaardigde; had toen veel medewerking van P. Veldhuyzen.

Gaf les aan A. J. Daiwaille, E. Th. Koekkoek-geb. Daiwaille, P. F. Greive, L. J. Hansen, J. Hilverdink, A. Hulk, C. Kruseman, P. M. van de Laar, J. W. May, J. Pelgrom, H. Veelwaard (II), S. de Vletter, J. W. de Vos, A. Weiss.

Tentoonstellingen te Amsterdam van 1810-1828, Haarlem in 1825 en Utrecht in 1835 en 1836: mansportretten; vrouwenportret; oude vrouw met een boek; boer met een glas in de hand; Zwitserse boerin in een landschap; jongen met een sinaasappel; meisje, een aalmoes vragend; oude vrouw met melkkan; en diverse lithografieën.

Rijksprentenkabinet Amsterdam: enige tekeningen. Rijksmuseum Amsterdam: enige herenportretten. Rijksprentenkabinet Leiden: 10 tekeningen, meest figuurstudies. Museum Boymans-van Beuningen Rotterdam: stilleven van vruchten (gem. J. A. Daiwaille f. 65); drie pastels en twee potloodtekeningen. Teylers Stichting Haarlem: roodkrijttekeningen; zelfportret (pastel). Verz. Th. Stuart Amsterdam: familieportret.

Huebner; Immerzeel; Kramm; Luns; Marius; Plasschaert; Scheen; Thieme-Becker; Voorloopige lijst der Nederlandsche Monumenten V2; Waller; Wurzbach.

< >