Jan Bedijs Tom geb. Boskoop 4 maart 1813, overl. Leiden 18 juli 1894. (Drie jaar vóór zijn dood werd zijn rechterhand geamputeerd.) Woonde en werkte in Den Haag, tijdelijk in Amsterdam 1871-1873; hij behaalde in 1871 voor zijn ‘landschap met vee’ de stedelijke medaille van Amsterdam.
Gaf les aan H. van Ingen, J. D. Koelman en P. Stortenbeker; voorts raadgevingen aan E. Stark. Leerling van A. Schelfhout, in het begin aanwijzingen van P. G. van Os; later medewerker van J. W. van Borselen.
Hij schilderde en tekende landschappen met vee; heeft tevens geëtst.
Tentoonstellingen Amsterdam en Den Haag enz. 1839-1880: weiden met vee, w.o. een stier, met bok en schapen; stier en koe aan een waterplas; stal met os en kalf; duinlandschap met schapen; verder heidelandschappen met schapen. Rijksmuseum Amsterdam: schapen met herder en vrouw. Museum Fodor Amsterdam: vlak landschap met rundvee. Haags Gemeentemuseum: koeien en schapen bij een vaart; herdersjongen met koeien en schapen; koeien en schapen onder geboomte; kudde schapen; stier; schapen. Fries Genootschap Leeuwarden: vee op een hoogvlakte. Rijksprentenkabinet Amsterdam: tekeningen).
Kunstkronijk 1859 (blz. 22), 1865 (blz. 82), 1867 (blz. 62); Luns; Marius; Plasschaert; Scheen; Thieme-Becker; Waller; Wurzbach.