Jacobus van Dijck geb. Waalwijk 10 september 1817, overl. Oisterwijk 25 april 1896. Woonde en werkte in Waalwijk, maakte aldaar enige portretten en heeft in de thans afgebroken r.k. kerk te Waalwijk een kruisweg geschilderd, die voortreffelijk moet zijn geweest.
Leerling van de Koninklijke School in Den Bosch. Van 1847-1853 was hij te Amsterdam leerling van de Akademie, na 1854 leraar aan de R.H.B.S. te Helmond en direkteur van de Stadstekenschool aldaar. Woonde in 1859 in Den Bosch.
Schilder en etser van figuurstukken. Verwierf in 1847 in Amsterdam de 3de prijs voor een historiestuk en in 1850 de buitengewone dubbele prijs en een gouden medaille voor een bijbelse voorstelling; Petrus en Johannes bij het ledige graf van de Heiland.
Tentoonstellingen in Den Bosch 1839: Heilige Familie. Amsterdam 1848: historiestuk. Den Haag 1851: bijbelse voorstelling. Den Haag 1853: Abraham met zijn zoon Isaäc ten offer gaande. Den Bosch 1854: Maria Hemelvaart; de H. Carolus Borromeus een pestzieke bedienend.
Rijksmuseum Twenthe Enschede : een dames- en een herenportret (1852).
Brabantia 4.1955 (J. J. M. Heeren, blz. 247-251); Kunstkronijk 1847 en 1850; Scheen; Thieme-Becker; Waller.