Jacobus Theodorus Abels geb. Amsterdam 1 september 1803, overl. Abcoude 18 juni 1866.
Leerling van J. van Ravenzwaay, maakte in 1826 een studiereis naar Duitsland, vestigde zich vervolgens te Hilversum. Woonde en werkte in 1828 in Baarn, van 1830-1848 in Den Haag, tot 1857 te Haarlem, tot ±1865 te Arnhem.
In zijn begintijd schilderde hij zomerlandschappen, later rivier- en stadsgezichten bij maanlicht, in de trant van Aert van der Neer. Heeft ook veel aquarellen en tekeningen gemaakt. P. G. en P. F. van Os, J. H. L. de Haas en S. van den Berg hebben enige malen zijn werk gestoffeerd. Was lid van de Koninklijke Akademie te Amsterdam.
Tentoonstellingen te Haarlem in 1825. te Amsterdam en Den Haag van 1824-1866: bosgezicht met herten: landschap met hond; duingezicht; dennenbos met twee koeien: molenbrand in de ochtend, en ettelijke maangezichten. Gemeentemuseum Arnhem: maanlandschap (gem. T.A.f.) monogram; het Gelders Spijker (gem. T. Abels f. 1864). Rijksmuseum Amsterdam: zomermiddag in de weide (de dieren en figuren door P. G. van Os). Haags Gemeentemuseum: diverse maangezichten.
Prentenkabinet: ± 80 aquarellen en sepiatekeningen, meest landschappen, riviergezichten en stadsgezichten bij maanlicht, landschappen en bosgezichten met vee en figuren. Museum Boymans-van Beuningen Rotterdam: een maanlandschap en enige tekeningen. Teylers Stichting Haarlem: landschappen in O. I. inkt. Raadhuis Haarlem: een landschap.Rijksprentenkabinet Amsterdam: enige tekeningen. Rijksmuseum Kröller-Müller Otterlo:een tekening. Frans Halsmuseum Haarlem: avond (aquarel).
lmmerzeel; Knoef; Kunstkronijk 1862 (bh. 50). 1867 (bh. 80): Luns; Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek IV; Plasschaert: Scheen: Thieme-Becker: Van Hall I; Voorloopige lijst der Nederlandsche Monumenten VI; Wurzbach.