Gepubliceerd op 14-02-2019

Jacobus hendricus maris

betekenis & definitie

Jacobus Hendricus Maris (‘Jacob’) geb. Den Haag 25 augustus 1837, overl. Karlsbad 7 augustus 1899. Broer van M. en W. Maris.

Leerling van J. A. B. Stroebel (1849), van de Akademie v. B.K. in Den Haag, van H. van Hove Bzn (1852), van de Antwerpse Akademie (1853), van J. H. L. Meijer (1855-1856) en daarna weer van de Haagse Akademie v. B.K. (okt.-nov. 1857). Omstreeks 1859-1860 maakte hij zijn zgn. Duitse reis (Keulen, Mannheim, Heidelberg, Karlsruhe, Bazel, Lausanne, Neuchâtel, Dijon, Parijs, Fontainebleau). In 1865 vertrok hij naar Frankrijk (Parijs) en keerde in 1871 terug naar Den Haag. Stond aanvankelijk onder invloed van de zgn. Romantische School, daarna invloed van de school van Barbizon ; ontpopte zich toen als een der grootste schilders van zijn tijd. (De Nieuwe School ‘De Haagse School’).

Schilderde eerst in de zgn. gladde manier (meisje met kippen; de jonge moeder), daarna ontwikkelde hij zijn talent en schilderde landschappen en stadsgezichten voor 100% Hollands (grijze toon). Ook heeft hij geëtst, geaquarelleerd en gelithografeerd. Gaf les aan B. J. Blommers, M. Boks, J. Boon, W. Maris, W. M. Maris Jozn, W. H. P. J. de Zwart; raadgevingen aan J. A. Neuhuys en C. F. L. de Wild sr.

Tentoonstellingen Amsterdam, Den Haag enz. van 1856 af: oude vrouw; keukeninterieur; vertrek van een Scheveningse visser; terugweg van het kerkhof; aan het strand; later steeds meer zijn fijn grijs gehouden aquarellen met de polder- en stadsgezichten, en zijn overbekende impressies in olieverf van het Nederlandse landschap, met als stoffering meestal silhouetten van onze steden. Rijksmuseum Amsterdam: ruim 50 aquarellen en olieverfschilderijen, w.o. landschappen met gebouwen, stadsgezichten; kippetjes voeren; een jongenskop; enz. Stedelijk Museum Amsterdam: twee molens (bruikleen); veerpont; reddingsboot (bruikleen); viskoopman (J. H. Maris); het gebed (J. Maris); winterlandschap met molen; thuiskomst van de vissersschuit. Museum Willet-Holthuysen Amsterdam: gezicht op Dordrecht. Rijksmuseum H. W. Mesdag Den Haag: de stenen molen; schelpenvissers; enige stadsgezichten; interieur; op de uitkijk tegen de avond.

Museum Boymans-van Beuningen Rotterdam: de slagerij (jeugdwerk); stadsgezicht; gezicht op Martigny-sur-Loing; de slagerij; grootmoeder; stadsgezicht ; gezicht op Den Haag. Gemeentemuseum Arnhem: staand meisje; boslandschap; mist; Prins Hendrikkade te Amsterdam, 1899 (bruikleen). Centraal Museum Utrecht: de vijf molens; stadsgezicht aan het water. Rijksmuseum Kröller-Müller Otterlo: schelpenvissers; poort van Delft; 3 tekeningen. Jan Cunen Museum Oss: molen aan de vaart. Rijksmuseum Twenthe Enschede; jaagpad met een molen bij Den Haag; aan de vaart. Singer Museum Laren(N.H.): Buiten-IJ, 1873; lezende monnik, 1876; de baker; de baker (aquarel): stadsgezicht; vissersboot in zee voor anker. Museum Dordrecht: stadsgezicht; poes bezig het papbord van een kindje leeg te eten.

Haags Gemeentemuseum: de dageraad, 1865; Napolitaanse, 1866; Italiaanse vrouw, 1867; breistertje, 1869; veerpont, 1870; veerpont, 1871, meisje druiven etend; voorjaarslandschap; tuintjes bij Den Haag; bom,1878; schilder aan het werk; meisjeskopje; havengezicht, 1883; stadsgezicht; stenen molen; bomschuit op het strand; strand met pink; jagertje te paard; Scheveningen: Schreierstoren te Amsterdam; stadsgezicht, 1890; portretten, schetsen enz. Rijksprentenkabinet Amsterdam: tekening (-en). Rijksmuseum Van Bilderbeek-Lamaison Dordrecht: nabij de stad; havengezicht.

De Bock; Colmjon-Scheen; De Gruyter, 'De Haagse School (deel II): Elsevier 1891 (II, mej. G. H. Marius), 1899 (XVIII. Ph. Zilcken), 1913 (XLV, Max Eisler), 1920 (LX, G. Knuttel Wzn); Kunstkronijk 1862 (blz. 62), 1863 (blz. 94), 1868 (blz. 8), 1876 (blz. 10); Luns; Lurasco; Marius; Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek X; Onze Kunst 1903 (II,2, blz. 51); Plasschaert; Scheen; Schildersboek 1898 (deel II); ThiemeBecker; Van Hall I en II; Waller; Wurzbach.

< >