Gepubliceerd op 21-02-2019

Herman justus kruyder

betekenis & definitie

Herman Justus Kruyder (‘Herman’) geb. Lage Vuursche (gem. Baarn) 7 juni 1881, overl. Amsterdam 29 april 1935.

Was gehuwd met de schilderes Jo Bouman. Woonde en werkte in Baarn, Wormerveer, Delft, Haarlem ca. 1910, Heemstede, Bennebroek, Blaricum tot 1934, daarna in Amsterdam. Leerling van C. E. van Dapperen te Baarn, te Wormerveer bij een huisschilder, te Delft bij glazenier dr J. Schouten, te Haarlem op de Kunstnijverheidsschool o.l.v. H. M. Krabbé.

Schilderde, aquarelleerde, tekende, etste, lithografeerde enz. eerst impressionistisch, daarna (ca.1914) expressionistisch (aquarellen W.O. I 1914, kort daarna 1915/16 zijn visie van het paradijs, na 1919 vernieuwde vorm van figuren enz.), vooral de psyche van de mens. Gaf les aan G. H. Boskamp, J. C. Busé, J. M. C. Groenendaal, C. W. Vreede en H. de Vries.

Tentoonstellingen Stedelijk Van Abbemuseum Eindhoven (cat. 1953) en Museum ‘Het Huis Van Looy’ Haarlem (cat. 1955). Werk o.m. in het Frans Halsmuseum Haarlem en het Haags Gemeentemuseum: zelfportret; hyacint in pot; kat in krokusveld; meer dan 40 tekeningen, w.o. portretten. Stedelijk Van Abbemuseum Eindhoven: het vensterhoekje, 1923; de varkensdoder, 1925; boerderij te Blaricum; de wagenmaker, 1932 en een aantal tekeningen.

Rijkscollectie: de echtscheiding.

Maandblad voor Beeldende Kunsten V (1928, blz. 191-192); Mak van Waay; Plasschaert; P. C. J. Reyne, ‘H. Kruyder’, Amsterdam 1963 (uitg. J. M. Meulenhoff). Van Hall I en II; Waller.

< >