Frederik Hendrik Abbing (‘Fik’) geb. Teteringen (N. Br.) 8 mei 1901, overl. Amsterdam 12 augustus 1955.
Woonde en werkte in Amsterdam; werkte in het buitenland (studiereis Italië). Studeerde o.l.v. J. Gabriëlse te Utrecht en van G. B. J. Westermann te Amsterdam; van ca. 1918-1924 aan de Rijksakademie te Amsterdam o.l.v. N. van der Waay, A. J. Derkinderen en R. N. Roland Holst. Schilderde in het religieuze vlak (glas-in-lood-ramen voor diverse kerkgebouwen) en beoefende verder de vrije schilderkunst.
In het bijzonder muntte hij uit in zijn frisse aquarellen (‘Denemarken’, ‘Artis’ enz.). Schilderde ook stillevens en interieurs met figuren. Was lid van ‘Arti et Amicitiae’ te Amsterdam.
Werk in het Singer Museum Laren (N.H.); Rijkscollectie: gobelinontwerpen en aquarellen, w.o.haven van Toulonen straatjes in Cagnes sur Mer.
Kroniek van Kunst en Kultuur 15, 1955 (blz. 206-207, J. Sjollema); Luns; Mak van Waay; Van Hall I.