Gepubliceerd op 14-02-2019

Dirk wiggers

betekenis & definitie

Dirk Wiggers (‘Derk’) geb. Amersfoort 26 maart 1866, overl. Den Haag 15 februari 1933.

Signeerde meestal: Wiggers. Woonde en werkte in Rotterdam (Kralingen) van vóór 1885 (Loosduinen 1891) tot 1894, Nunspeet tot 1895, Rheden tot 1897, Heelsum tot 1902, Berg en Dal tot 1917, Laren (N.H.) tot 1918, Blaricum tot 1920, Laren (N.H.) tot 1923 (buitenlandse reizen via België, Frankrijk naar Spanje en Italië), Ukkel (België) tot 1929, daarna in Den Haag. Was leerling van de Akademie v. B.K. te Rotterdam (één winteravondcursus), vormde zich vnl. zelf.

Was eerst notarisklerk; schilderde, aquarelleerde, tekende en etste landschappen, vooral panorama’s van de grote rivieren, boerenwoningen en stillevens. Behaalde diverse onderscheidingen, w.o. de gouden medaille van koningin Wilhelmina op de tentoonstelling van ‘Arti et Amicitiae’ te Amsterdam in 1909. Was lid van deze vereniging en van ‘Pulchri Studio’ in Den Haag. Gaf les aan A. van der Boon, W. J. Havelaar; raadgevingen aan O. J. W. C. graaf van Bylandt.

Tentoonstellingen Amsterdam, Rotterdam, Den Haag enz. 1885-1903: stillevens; het Boerengat te Rotterdam; watermolen; haven; landschappen in Drenthe; bij Nunspeet; bloemen; omgeving van Den Haag; avondstemmingen; panorama’s; op de heide bij Rheden; opkomende maan; op de vluchtheuvel (aquarel) enz. Museum Boymans-van Beuningen Rotterdam: bij Heelsum (gem. Wiggers). Haags Gemeentemuseum: kerkje te Persingen; een stilleven met baardmanskruik, 1926. Dordrechts Museum: gezicht op de Ooypolder bij Nijmegen. Rijksmuseum Kröller-Müller Otterlo: 2 tekeningen.

Elsevier XXIII (1902, blz. 147-156); Luns; Lurasco; Maandblad voor Beeldende Kunsten X (1933, blz. 153-154) en I (1924, P. Koomen, blz. 197-202); Mak van Waay; Onze Kunst II/I, (1903, L. Simons. blz. 127-132); Plasschaert; Van Hall I; Waller.

< >