Gepubliceerd op 21-02-2019

Christiaan andriessen

betekenis & definitie

Christiaan Andriessen geb. Amsterdam 14 janu­ari 1775, overl. Amsterdam 10 november 1846. Zoon en leerling van J. Andriessen, in 1790 leerling van de Amsterdamse Teken-Akademie.

Hij be­zocht in 1806 Dusseldorf, bleef daar studeren (ko­piëren) tot 1811, ging daarna naar Wurttemberg en verbleef enige jaren te Kleef (1817-1820), waar hij veel schetsen en tekeningen van de omgeving maak­te. In zijn begintijd schilderde hij historische on­derwerpen; heeft ook gelithografeerd.

Tentoonstellingen te Haarlem in 1825. Amsterdam en Den Haag van 1810-1836. te Groningen in 1837 en te Antwer­pen in 1840: zonsverduistering in 1820 bij Kleef; Duitse stad; stadsgezichten van Amsterdam (o.a. gezicht op het IJ); familiestukken; een enkel portret; slapende bacchante; Acis en Galathea; Danae, Jupiter nastarende; in­terieurs met figuren, w.o. kamer met twee uit een raam kijkende meisjes; keuken met drie figuren; enz. Rijks­prentenkabinet Amsterdam: enige tekeningen.

Immerzeel; Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek I; Plasschaert; Scheen; Thieme-Becker; Waller; Wurzbach.

< >