Charlotte Góth (‘Sarika’);* geb. Wenen, uit Hongaarse ouders, 29 maart 1900. Woonde in werkte in Boedapest tot 1906, Parijs tot 1908, Boedapest, Domburg van 1914-1927; daarna in Amsterdam, van 1950 af afwisselend in Veere en Amsterdam. Dochter van Moritz Góth.
Leerlinge van de Akademie v. B.K. in Den Haag, van Hans Hofmann te München en van André Lhote te Parijs. Heeft raadgevingen gehad van J. P. C. A. Koster en J. Th. Toorop enz.
Schildert en tekent in figuratieve trant portretten, stillevens, fantasieën met vogels of paarden. Maakt olieverf op papierdruksels (monotypen) en collages. Lid van de Zeeuwse Kunstkring. Gaf les aan R. Vink.
Luns; Mak van Waay; Plasschaert; Van Hall I en II; Waller.