Charles Frederick Roelofsz (‘Charles’) geb. Amsterdam 5 maart 1897, overl. Amsterdam 5 augustus 1962.
Woonde en werkte ter plaatse (maakte reizen naar Ned. Indië, de V.S., Frankrijk, Italië (Milaan, 1927)), Amsterdam tot 1936, Laren (N.H.) 1936-1939, daarna in Blaricum. Reeds jong illustrator van dagbladen; schilderde, tekende en etste figuren (mensen: portretten, vallende man, lezende vrouw, glazenzetter, de luisteraar); de kegelbaan; roosjes; enz.
Maakte muurschilderingen en wandtapijten. Leraar aan de Rijksnormaalschool te Amsterdam, naderhand hoogleraar aan de Rijksakademie aldaar. Gaf o.m. les aan Th. A. A. M. van Amstel, W. Barten, G. W. van Fastenhout, J. H. de Groot, F. Herzberg, Ch. B. J. W. Ikelaar, J. L. Wortel en H. Zomer. Was lid van ‘De Onafhankelijken’. In zijn tekeningen satiriek, soms surrealistisch in zijn schilderwerk, een waarachtig, begaafd en veelzijdig kunstenaar. Na zijn dood verschillende herdenkingsexposities, o.m. in museum De Lakenhal Leiden 1964, Stedelijk Museum Amsterdam 1963.
Haags Gemeentemuseum: herenportret. Rijkscollectie: diverse wandkleden; schilderijen, aquarellen, tekeningen.
Mak van Waay; Van Hall I; Waller.