Andreas Jacobus Verhorst (‘André’) geb. Rotterdam 4 oktober 1889. Woonde en werkte aldaar en sinds 1918 in Vught.
Begon als onderwijzer, volgde de avondlessen aan de Akademie v. B.K. te Rotterdam (1912-1915) o.l.v. J. G. Heijberg, J. H. F. C. Nachtweh, A. H. R. van Maasdijk en F. G. W. Oldewelt, werd in 1915 assistent van H. Luns (behaalde in hetzelfde jaar M.O. tekenen), in 1918 leraar aan de Kon. School in Den Bosch (werd in 1954 gepensioneerd, ontving de zilveren Jeroen Boschpenning).
Schildert, aquarelleert en tekent portretten (vooral kinderportretten), landschappen en stillevens. Maakte studiereizen naar Italië. Kunstnijveraar, medailleur en lithograaf; heeft ook ontwerpen voor reklamedoeleinden gemaakt. Was lid van de Rotterdamse Kunstenaars Sociëteit en van de Brabantse Stichting voor B.K.
Gaf les aan A. C. Beks, J. H. M. Bouman, B. M. Brekelmans, J. A. A. Bresser, A. Carpay, J. L. N. van Eijk, S. Kraaij, J. A. M. Scheepers, C. L. A. Stiphout, W. J. R. Verzantvoort.
Brabantia 6, 1957 (blz. 332-333); Mak van Waay.