Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Zionisme

betekenis & definitie

Zionisme - het streven onder de Joden om een eigen publiekrechtelijk gewaarborgd tehuis te hebben in het Heilige land. Het program daarvoor is vastgesteld op het eerste Zionistencongres, gehouden te Basel in 1897. Reeds veel vroeger hebben de Alliance Israélite universelle, Baron Rothschild en de Chobebe Zion te Odessa het denkbeeld eener Joodsche kolonisatie in Palestina naar voren gebracht, vooral met het oog op den nood der Joden in Rusland. Verschillende koloniën werden dan ook in Palestina gesticht (Petach Tikwa, Risjon le Zion, enz.), maar deze koloniën waren bijna geheel afhankelijk van de liefdadigheid van vermogende Joden.

Slechts weinigen werden daardoor geholpen en de nood in Rusland nam door de vervolgingen, pogroms, enz. steeds toe. Daarom ontwikkelde Dr. Th. Herzl (1860—1904) in zijn Zionistische Schriften het denkbeeld eener kolonisatie op groote schaal en werd vooral door zijn toedoen de instelling van Zionisten-congressen, die het plan van actie moesten vaststellen, in het leven geroepen. Deze congressen vonden dan ook geregeld plaats na het eerste te Basel, o. a. ook in Den Haag in 1907. Evenwel, behalve dat voor de uitvoering van het program zeer veel geld noodig was, stuitte men ook nog op verschillende andere bezwaren, zoodat onder de Joden zelve veel verschil van gevoelen te dien aanzien heerschte. Streng orthodoxe Joden keurden het geheele plan af, omdat naar hun meening Jahwe Israël onder de volken verstrooid heeft en het te zijner tijd ook weder zal vergaderen. Anderen, zooals de bekende schrijver I. Zangwill, meende dat men niet uitsluitend in Palestina Jodenkoloniën moest stichten, te minder daar de Engelsche regeering voor dit doel land in OostAfrika beschikbaar wilde stellen. Naast de Zionisten ontstond dus een tweede partij, de Jewisch Territorial Organisation, gewoonlijk kortweg Ito genoemd.

Veel strijd veroorzaakte ook de vraag, of die koloniën in Palestina een bloot nationaal karakter moesten dragen, dan wel zich ook door strenge opvolging der wettelijke voorschriften in het religieuse leven moesten kenmerken. Het laatste werd met klem verdedigd door I. J. Reines. rabbijn te Lida, en deze strijd liep zóó hoog, dat zich onder de Z. een zelfstandige partij vormde, Mizrachi genoemd, die o. a. in 1920 een wereldcongres te Amsterdam bijeen riep. Inmiddels waren in de meeste landen, ook in Nederland, afdeelingen van den Zionistenbond ontstaan, was een Joodsche koloniale bank gesticht, een nationaal fonds bijeengebracht, land in Palestina aangekocht, waren Jodenkoloniën daar gesticht, enz. Daarbij opende de bekende verklaring van den Engelschen staatsman Balfour voor de Z. een wijd uitzicht op de verwezenlijking van hun ideaal, dat sommigen reeds deed droomen van een onafhankelijken Joodschen staat in Palestina. Men vergat daarbij echter, dat Palestina, hoewel het nog een talrijke bevolking van Joodsche kolonisten kan voeden bij een rationeele bewerking van den grond, reeds sinds eeuwen door Arabieren bewoond is en dat Jerusalem sinds nog langer tijd niet alleen voor de Mohammedanen, maar ook voor de Christenen de heilige stad bij uitnemendheid is geworden.

Ook heeft men wel twijfel uitgesproken of de Joden geschikt zijn om een in hoofdzaak akkerbouwend volk te worden. Noch de Arabieren, noch zelfs de reeds vroeger in Palestina gevestigde Joden zien gaarne een grooten toevloed van Joodsche kolonisten naar hun land komen, zoodat de Engelsche regeering alle moeite heeft om botsingen te voorkomen. Litt.: Th. Herzl, Der Judenstaat (Weenen 1896); M. Nordau, Der Zionismus (Brünn 1901); R. Lichtheim, Das Programm des Zionismus (Berlin 1913), verder de verslagen der Zionisten-congressen, de Joodsche Wachter (Amsterdam) en andere Zionistische couranten en bladen.

< >