Odessa, vóór den Europ. oorlog de voornaamste Zwarte Zee-haven van Rusland, Noordelijk van de Dnjestr-monding aan een vrij hoogen oever gebouwd met (1912) 631.000 inwoners. Zij was de grootste uitvoerhaven van graan in Rusland; groote suikerindustrie en theehandel. De voornaamste reederij te O., de Russische Zwarte Zee-Compagnie van scheepvaart en handel, had een vloot van 80 booten en voer op Turkije, de Middellandsche Zee, Londen, Egypte en China. Bijna 30% der bevolking waren Joden.
O. was in 1794 gesticht op last van Catharina II op de plaats eener Tataarsche sterkte, zoo genoemd naar de Grieksche kolonie Odessus (Varna). In de nabijheid der gezond gelegen stad ontwikkelden zich badplaatsen aan strandmeren en lagen de Duitsche nederzettingen Gross- en Klein-Liebenthal. In 1905/06 was O. meermalen het tooneel van pogroms, tegen de Joden door de z.g. echt-Russische mannen aangericht. Na de revoluties van 1917 was de toestand onzeker; de nieuwe staat Oekraïne omvatte ook O.; na den wapenstilstand (Nov. ’18) kwam er een Fransch-Grieksch garnizoen in den tijd, dat bolsjewistische legers de Oekraïne binnenvielen; in April 1919 werd de stad ontruimd, waarbij tevens een deel der bevolking met de handelsvloot vluchtte. In den loop van dat jaar werd de stad door de troepen van generaal Denikin (loyale Russen) bezet, maar einde 1919 moesten deze ook terug, O. aan het roode bewind overlatend.