Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Tanimbar-eilanden

betekenis & definitie

Tanimbar-eilanden - of Tĕnimbar- of TimorLaoet-eilanden, groep van 66 eilandjes in den Molukschen archipel, tusschen 130° 40'—132° 10' O.L. en 6° 30'—8° 20' Z.B., waarvan Jamdena, Sĕlaroe (deze beide vormen de eigenl. Tanimbar-groep); Larat, Vordata, Molo, Maro, Séra bewoond zijn ; bestaan hoofdzakelijk uit koraalgesteente en zijn voor het meerendeel laag; hoogste punt is de piek van Laibobar, een 5 a 600 M. hooge vulkaankegel op het gelijknamige eil.; de bevolking is naar schatting circa 24.000 zielen sterk. De T., in 1629 door de Nederlanders ontdekt en in 1645 door een contract onder Nederl. gezag gebracht, vormen thans met de Babar-eil. een afd. der residentie Amboina. De bevolking woont in op palen staande huizen, welke de nabij het strand op hooge steile heuvels gelegen negorijen vormen, die door wallen van koraal of klipsteen omgeven zijn.

Het is een krachtig menschenslag, zonder Papoea-kenmerken ; de kleeding is eenvoudig, maar aan versiering wordt veel zorg besteed. Tatoeage komt veel voor. Vroeger voerden de negorijen voortdurend oorlog met elkaar; koppensnellen en zelfs menscheneten kwam voor, maar sedert het krachtig optreden van ’t Gouv. is aan een en ander een einde gemaakt. Aan landbouw wordt weinig gedaan ; men vindt er veel klapperboomen, terwijl maïs, behalve op Jamdéna, het hoofdvoedsel is ; ook katoen wordt verbouwd ; varkens worden zeer algemeen aangetroffen ; verder worden visch, schelpdieren en schildpadden gevangen. De vrouwen weven saroengs, vlechten matten, enz.; enkele mannen houden zich ook bezig met ’t vervaardigen van gouden en zilveren sieraden. Het Christendom breidt zich vooral op Jamdéna en Sĕlaroe sterk uit.

< >