Sueven - naam van een oorspronkelijk tusschen Spree en Havel wonenden Westgerm. stam, die zich gaandeweg over een grooter gebied heeft uitgebreid, maar waarvan dan verschillende deelen onder afzonderlijke namen optreden. Zoo heeten de S., die tusschen Rijn, Donau en Bohemer Woud wonen, Markomannen, terwijl zij, die woonachtig waren tusschen Elbe en Werra, den naam droegen van Hermunduren. Voorts traden nog op de Quaden (tusschen Regensburg en Bamberg), de Triboken (in de buurt van Stuttgart), enz. Een zekere band bleef tusschen deze verschillende Suevische stamdeelen bestaan door ’t bezit van een gemeenschappelijke cultuur.
Wanneer in de gesch. gesproken wordt van het optreden der S., wordt hiermede steeds een of ander Suevisch stamdeel bedoeld. Zoo waren de S., die in 71 v. C. tot 58 v. C. optraden onder Ariovistus, Triboken met afdeelingen van Markomannen, Nemeten en Haruden, en waren de S., die in de 5de eeuw optraden als bondgenooten van de Hunnen, Quaden. Litt.: Riese, Die Sueben (Rh. Mus. N. F. 44 ; Westd. Zeitschr.
IX 339 ; X 293); Kosinna, Die Sueben (Westd. Zeitschr. IX 190; X 104); Devrient, Die Sueben (Hist. Viert. VI 1).