Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Sinaasappel

betekenis & definitie

Sinaasappel - de vrucht van Citrus aurantium sinense, een boom, die, evenals de citroenboom, inheemsch is in het bergland ten Zuiden van de Himalaja over Birma naar Zuid-China en Cochinchina. Het is een vrij groote boom met hartvormige vleugels aan de bladsteelen; de bladeren bevatten betrekkelijk weinig olie; de bloemen zijn zuiver wit en hebben niet den aangenamen reuk van dien van Oranjeappel en Citroen. De vrucht is zuiver bolvormig. Het zijn de bewoners van Zuid-China, die den boom reeds vroeg als vruchtboom hebben aangeplant; in 1548 brachten de Portugeezen hem naar Portugal over en vandaar verspreidde hij zich snel over Spanje en de andere landen aan de Middellandsche Zee.

In de tweede helft van de 16de eeuw brachten de Spanjaarden en Portugeezen hem ook naar Amerika, waar hij zoowel in de tropische als in de subtropische streken uitstekend groeit. Ook in de andere trop. streken, b.v. O.-Indië, was hij spoedig ingeburgerd. De boom is in Europa gevoelig voor koude winden; hij wordt daarom van Marseille tot Genua op beschutte plaatsen aangeplant. Pas in Sicilië en Zuidelijker bereikt hij de grootte van een flinken appelboom en levert dan per jaar 600-800 vruchten. Ook in Californië is hij thans in het groot aangeplant. Er zijn veel plaatselijke verscheidenheden. De sinaasappelen worden geplukt, vóór zij goed rijp zijn, daarna afzonderlijk in ongelijmd papier gewikkeld en in kisten van 80, 40 of 20 K.G. verpakt. Groote, glanzende, zoete sinaasappelen leveren de Azoren en Majorka; de Palestina-appelen van Jaffa komen het vroegst op de markt.

Messina levert goede kwaliteiten, o.a. bloed-sinaasappels. Spanje levert de z.g. Valencia-sinaasappelen, een goedkoope soort, waarvan, vooral in Nederland, steeds meer op de markt komt, ten koste van de Italiaansche vrucht. De invoer in Nederland bedraagt soms 20 millioen K.G. in een jaar. In Amerika gebruikt men uitsluitend de Zuid-Californische vruchten, waarvan ook een zeer groot kwantum wordt uitgevoerd. De sinaasappelen, die in O. en W.-Indië worden gekweekt, wijken in vorm en kleur van de Europeesche en Californische af.

De schil is dunner, niet mooi-oranje, doch groenachtig-geel, en laat zeer moeilijk van de vrucht los. De smaak is echter uitstekend. In O.-Indië, meer nog in Suriname, komen tal van variëteiten met groote vruchten voor. Het is wellicht mogelijk, de Surinaamsche uit te voeren naar Nederland, waar zij aankomen in een tijd, waarin de Europeesche s. niet te krijgen zijn.

< >