Citrus - Plantengeslacht der Rutaceeën, heesters of boomen met soms samengestelde, soms enkelvoudige bladeren, vaak gedoomd; met witte bloemen en eigenaardige vruchten, die een, uit aparte stukken bestaande, dikwandige bes voorstellen. Men onderscheidt een groot aantal vormen, die moeilijk van elkaar te onderkennen zijn, en die sommige onderzoekers tot 6, andere tot veel meer soorten brengen. Ze behooren alle thuis in de warme deelen van O.-Azië, maar vele ervan worden in subtropische streken of in de andere deelen der tropen als vruchtboomen gekweekt. De meest bekende soorten en vormen zijn: C. aurantium, met drie hoofdvormen, 1) C. aurantium amara, de Pommerans of bittere sinaasappel (Fr.
Bigaradier), in Z.-Europa gekweekt. De schillen komen gedroogd in de apotheek voor; men bereidt er uit de oranjeschilolie, terwijl ook de gedroogde bladeren en bloemen in de apotheek voorkomen. Uit de laatste, den zg. Oranjebloesem, maakt men een vluchtige olie. 2) C. aurantium Bergamia, eveneens in Z.-Europa gekweekt, bevat in de vruchtschil de Bergamotolie*. 3) C. aurantium sinensis, de zoete oranjeappel of Sinaasappel*, is de ook bij ons algemeen bekende vrucht (zie plaat Ooft planten, fig. 10). Een tweede soort van C. is C. decumana, met tal van variëteiten, vooral in de tropen gekweekt In Ned.-Indië is daarvan bekend de Pompelmoes, een vorm met zeer groote vruchten tot 2 a 3 K.G. zwaar; algemeen gegeten, maar niet zoo lekker als de sinaasappel.
C. nobilis, weer een andere soort, komt ook in veel vormen voor. Bij ons kent men deze soort het best als Mandarijn, den kleinen een weinig platgedrukten oranjeappel met losse schil en eigenaardigen geur. (Plaat Ooftplanten, fig. 6). Ten slotte de soort C. Limonum (of C. medica), de Limoen, waarvan een paar vormen om de olie uit den vruchtwand gekweekt worden, doch waarvan de Citroen* de meest bekende is. Alle C.-soorten hebben, behalve olieklieren in de vruchtschillen, ook olieklieren in de bladeren; als men deze tegen het licht houdt, ziet men de olie als doorschijnende plekjes.