Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Rousseau (jean-jacques)

betekenis & definitie

Rousseau (jean-jacques) - werd uit ouders van Fransche afkomst den 28sten Juni 1712 te Genève geboren, als de zoon van Isaac R. en Suzanne Bernard ; zijn moeder overleed in 1712, zoodat hij door een hartstochtelijken, vreemden, onevenwichtigen vader slecht werd opgevoed ; deze las soms heele nachten romans of Plutarchus met hem ; noch bij een dorpsdominé, noch bij zijn oom Gabriel Bernard, kwam de jongen tot rust. In 1728 verlaat hij Genève (14 Maart), komt in Annecy bij Mme de Warens, een piëtiste, die Katholieke proselieten maakt ; zij stuurt hem naar Turijn, waar hij in ’t H.-Geest-klooster wordt gedoopt (23 April). Dan begint zijn zwervend leven als huisknecht e. d., tot hij weer bij Mme de Warens komt; hij zal dan priester worden en krijgt een beurs aan ’t seminaire te Annecy, maar studeert vooral muziek. Met Paschen 1730 gaat hij weer reizen door Zwitserland, komt in Parijs (1731), waar hij niets doet, zwerft weer, komt weer bij Mme de Warens te Chambéry ; zij wordt zijn maitres en is ook zijn „maman” ; thans studeert hij veel en ontwikkelt zich snel; dit zijn de vruchtbare studiejaren (Sept. 1734 tot 1740, met onderbrekingen voor zwerftochten en reizen).

Hij komt eindelijk, in de tweede helft van 1742, te Parijs, waar hij Diderot leert kennen, en later (1744) ook Thérèse Levasseur, een dienstbode uit een herberg, waarmee hij zijn verdere leven vastgeketend is ; als musicus komt hij in de groote wereld. Hij krijgt een betrekking aan de ambassade te Venetië, keert te voet over den Simplon naar Parijs terug, wordt secretaris bij den belastingpachter Francueil, verliest zijn vader (1747), verlaat zijn kind, dat hij te vondeling legt. In Aug. (1749) gaat hij zijn vriend Diderot, die in de gevangenis te Vincennes zit, opzoeken; onderweg leest hij een prijsvraag van de Académie de Dijon, welke vroeg, of de ontwikkeling van kunsten en wetenschappen meegewerkt had om de zeden te bederven of te verbeteren. Hij antwoordde, dat zij schadelijk waren, omdat zij den natuurmensch hadden bedorven; dit antwoord werd bekroond (1750). Hij schrijft het artikel Economie politique voor de Encyclopédie in 1753 (verschenen in 1755) en begint zijn Contrat social te schrijven. Een antwoord op een nieuwe prijsvraag van Dijon, over de ongelijkheid onder de menschen, wordt niet bekroond ; hij draagt dit Discours sur l’inêgalité parmi les hommes aan Genève op, waarheen hij terugkeert, en waar hij weer tot het Protestantisme overgaat. Den 9den April 1756 neemt hij zijn intrek in de Hermitage van La Chevrette, het buiten van Mad. d’Epinay te Montlouis bij Montmorency. In 1758 schrijft hij aan Alembert zijn Lettre sur les Spectacles, waarin hij uiteenzet, dat Genève geen schouwburg moet stichten, terwijl d’A. in zijn artikel Genève van de Encyclopédie dit had gewild.

Na een twist met Diderot, Grimm, Mad. d’Houdetot, waarvan hij razend veel houdt, gaat hij naar den graaf de Luxembourg te Montmorency; hier schrijft hij zijn Julie ou la nouvelle Héloïse (1761) en zijn Contrat Social (1762) af. Een boek over opvoedkunde, Emile ou de l’ Education (1762) wordt in Frankrijk, Genève en Holland veroordeeld, omdat hij een deïstische leer er in uiteenzette ; den 8sten Juni 1768 vertrok hij naar Bern en vond een rustige plek in Métiers in den Val de Travers, waar hij werd opgeschrikt door de aanvallen van Voltaire’s vrienden. In 1763 had hij afstand gedaan van zijn burgerschap van Genève ; op de aanvallen van den procureurgeneraal J. R. Trtfuchin antwoordde hij met zijn Lettres de la Montagne, die eveneens veroordeeld werden. Nadat zijn huis met steenon was bestookt, verliet hij Métiers, ging naar het eiland Saint-Pierre in het meer van Bienne en van daar over Straatsburg en Parijs naar Londen, waar David Hume voor hem zou zorgen en de koning hem een jaargeld aanbood, dat hij weigerde (begin 1766). Verbitterd, beangstigd door vervolgingswaanzin gaat hij in 1767 naar Frankrijk terug, waar hij op ’t kasteel Trye een schuilplaats vindt ; hij reist dan over Lyon naar Dauphiné en huwt 14 Aug. 1768 met Thérèse te Bourgoise. In 1770 is hij weer te Parijs, waar hij Bernardin de Saint-Pierre tot vriend krijgt ; hij blijft daar en te Lyon, tot hij in 1778 naar Ermenonville bij den markies de Gérardin gaat wonen ; hij sterft daar den 2den Juli 1778 ; zijn laatste levensjaren had hij eenvoudig geleefd, zijn kost verdienende met het afschrijven van muziek. — In zijn eeuw van overbeschaving, van ongeloof, van oververfijning en cynisme komt R. met een werk van zedelijke strekking, met een sterk deïstisch karakter en dat hevig breekt met de heerschende meeningen van zijn tijdgenooten ; deze Zwitsersche democraat bestrijdt in hartstochtelijke taal de verfijnde cultuur der Parijsche salons, waar R. zooveel succes had en ook veel verkeerde. Hij wilde vóór alles een terugkeer tot eenvoud, waarheid en natuurlijke leefwijze. Al zijn werken kan men om deze hoofdgedachte groepeeren ; reeds het eerste Discours van Dijon bevat de kern van zijn denkbeelden.

De roman Julie moet dienen om de tegenstelling tusschen landleven en stadsleven te doen zien, maar hij bevat ook een verheerlijking van de rechten van den hartstocht ; het Contrat social en de Emile moeten doen zien, hoe de maatschappij verbeterd moet worden in het staatkundige en het opvoedkundige. Na R.’s dood verschenen zijn Confessions, een titel, dien hij ontleende aan de Bekentenissen van den H. Augustinus. Zijn democratische beginselen werkten mee tot de vorming der Revolutie-ideeën, want Robespierre en Saint-Just waren zijn bewonderaars. Zijn Julie en zijn Confessions werkten mee om het romantisme te doen ontstaan ; alle groote schrijvers van het einde der 18de en het begin der 19de eeuw ondergaan, met enkele uitzonderingen, sterk zijn invloed: Goethe, Schiller, Byron, Chateaubriand, zoowel als de groote romantici. R. wordt dan ook thans nog in Frankrijk door de nationalisten, die de Revolutie en de Republiek bestrijden, hevig aangevallen. R. is ook in de geschiedenis der toonkunst een figuur van beteekenis, vooral hierin, dat hij, die nimmer behoorlijke, samenhangende studiën heeft gemaakt, later belangrijke geschriften en een — in een bepaald opzicht — baanbrekende compositie schreef.

Tot de eerste behooren zijn Dictionnaire de musique en de Lettre sur la musique française, de laatste in zijn kleine opera le Devin du Village. De invloed van R. op de toonkunst in Frankrijk is niet te loochenen. Een goede, volledige uitgave der werken bestaat nog niet ; zij wordt voorbereid door de Société Jean-Jacques Rousseau te Genève ; de beste zijn die van Du Peyrou (Genève 1782—90 ; 17 dln.) en van MussetPathay (1823—26 ; 25 dln.) ; de Hachetteuitgave (13 dln. 1865) is verre van voldoende. Over hem verschijnt een goed, onpartijdig boek van L. Ducros, J. J. R., waarvan 2 deelen zijn verschenen ; een goed, levendig boek over hem is dat van Bernard Bouvier (Genève 1912); een goede bloemlezing is die van S. Rocheblave (1912). Een warm geschreven, sterk partijdig getint boek over R. gaf Mevrouw Henriëtte Roland Holst.

< >