Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Pioenroos (paeonia officinalis), ridderspoor

betekenis & definitie

Pioenroos (paeonia officinalis), ridderspoor - (Delphinium Ajacis), Dotterbloem (Caltha palustris), Illicium (fig. 10). 5b. de peul een kokervrucht, die langs twee naden, en dus met twee kleppen openspringt. Familie der Vlinderbloemigen (Papilionaceae), b.v. de Erwt (fig. 11), de Gouden Regen (Cytisus Laburnum), de Pronkboon (Phaseolus multiflorus), Gelede peul van Hedysarum (fig. 6). 5c. de hauw twee vruchtbladen, die niet opgevouwen, maar eenvoudig aan de randen met elkaar vergroeid zijn. Toch is er een tusschenschot, dat door uitgroeilng der zaadlijsten ontstaan is. Vrucht derhalve tweehokkig, en toch met wandstandige zaadlijsten. Zij springt met twee kleppen open, die van boven bevestigd blijven, terwijl de zaden aanvankelijk met het tusschenschot blijven samenhangen. Vele planten van de Familie der Kruisbloemigen (Cruciferae), b.v. Koolzaad (Brassica campestris, fig. 16), Damastbloem (Hesperis matronalis). 6a. het hauwtje een hauw, die even lang als breed is.

Vele andere planten uit de Familie der Kruisbloemigen (Cruciferae), b.v. Lepelblad (Cochlearia officinalis, fig. 17 en 17a), Herderstaschje(Capsella Bursa-pastoris), Judaspenning (Lunaria annua, gewoonlijk Lunaria biennis genoemd). 5d. de echte doosvrucht iedere doosvrucht, die uit meer dan één vruchtblad bestaat, en toch geen hauw is. De echte doosvrucht kan openspringen: 6a. met kleppen de vrucht splijt van boven naar beneden open in kleppen, die aan de basis met elkaar verbonden blijven. 7a. hokverdeelend de kleppen ontstaan door splijting langs de middelnerven der vruchtbladen. Elke klep bestaat dus uit de helften van twee aaneengrenzende vruchtbladen. Het algemeenste geval. Sering (Syringa vulgaris), Leliesoorten (Liliumsoorten), Familie der Lischaehtigen(Iridaceae),b.v. Gele Lisch (Iris Pseudacorus). 7 b. schotverdeelend de kleppen komen overeen met de vruchtbladen ; de tusschenschotten splijten tot twee platen uiteen. Dit komt zeldzamer voor. KlokjesGentiaan (Gentiana Pneumonanthe), Herfst-Tijloos (Colchicum autumnale). 7c. schotverbrekend hok- of schotverdeelend, maar de kleppen raken los van de tusschenschotten, die in het midden blijven zitten. Doornappel (Datura Stramonium), Dop-Heide (Erica Tetralix), Struik-Heide (Calluna vulgaris). 6b. met tanden kleppen, die alleen aan den top uiteenwijken. Koekoeksbloem (Lychnis Floscuculi, fig. 13), Akker-Hoornbloem (Cerastium arvense). 6c. met spleten kleppen, die aan top en basis • met elkaar verbonden blijven.

Familie der Standelkruiden (Orchideae), Klaverzuring (Oxalissoorten). 6d. met poriën gaten, meestal aan den top of de basis der vrucht. Klaproos (Papaver-soorten, fig. 14), Klokjes (Campanula-soorten), Leeuwenbek (Antirrhinum majus). 6e. met een deksel. Bilzenkruid (Hyoscyamus niger), Weegbree (Plantago-soorten), Guichelheil (Aganallis arvensis) (fig. 15). 2b. vleezige vruchten. 3a. de besvrucht de zaden liggen vrij in het vruehtvleesch. Roode en Witte Aalbes (Ribes rubrum), Tomaat (Lycopersicum esculentum), Atropa (fig. 19), Pisang, Banaan of Bakove (Musa-soorten), Wijnstok (Vitis vinifera), Boschbes (fig. 20), Granaatappel (fig. 21). 3b. de steenvrucht het binnenste gedeelte van het vruchtvleesch om de zaden is steenhard. De zaden liggen dus in een steen. 4a. de enkelvoudige steenvrucht, met één steen. Kers (Prunus Cerasus), Perzik (Prunus Persica) (fig. 18), Olijf (Olea europaea), Braam (Rubus-soorten), Framboos (Rubus Idaeus), Laurier (Laurus nobilis), Amandel (Prunus amygdalus), Okkernoot (Juglans regia), Kokospalm, Klapperboom (Cocos nucifera). 46. de samengestelde steenvrucht, met meer dan één steen. Vlier (Sambucus nigra, 3), Vuilboom (Rhamnus Frangula, 3), Hulst (Ilex Aquifolium, 4), Roode Kornoelje (Cornus sanguinea, 2, die met elkaar vergroeid zijn). 3c. de pitvrucht het binnenste deel van het vruchtvleesch rondom de zaden is lederachtig (klokhuis) Appel (Pyrus Malus) (fig. 22), Peer (Pyrus communis), Lijsterbes (Sorbus Aucuparia). 3d. de komkommervrucht besvrucht, maar met stevigen, lederachtigen buitenwand, en dikwijls een inwendige holte. Meloen (Cucumis Melo), Pompoen (Cucurbita Pepo), Komkommer (Cucumis sativus), Kolokwint (Citrullus Colocynthis). 3e. de oranjevrucht besvrucht van het geslacht Citrus. De vruchtwand bestaat uit drie deelen : 4a. een buitenste, lederachtige, gekleurde laag met holten, die aetherische olie bevatten. 4b. een sponsachtige, witte middellaag. 4c. een dikke, vleezige laag. Oranjeappel en Sinaasappel (Citrus Aurantium), Citroen (Citrus medica), Mandarijn (Citrus Aurantium, gewoonlijk Citrus nobilis genoemd), Pompelmoes (Citrus decumana). 1M (bedekte vruchten of schijnvruchten. 2a. de vijg de vrucht van de Vijg (Ficus Carica). Vleezige, hol uitgegroeide, algemeene bloemboden eener bloeiwijze, die (meestal looze) dopvruchtjes draagt. 2b. de aardbezie de vrucht van de Aardbezie (Fragaria vesca). Vleezige, kegelvormig uitgegroeide bloembodem van één enkele bloem, die dopvruchtjes draagt. 2c. de rozebottel de vrucht der Rozen (Rosa-soorten). Als de aardbezie, maar de bloembodem is hol uitgegroeid. 2d. de moerbezie de vrucht van de Moerbezie (Morus nigra) Een bloeiwijze, waarvan de as steenvruchtjes draagt, die door het vierbladig, vleezig en eetbaar geworden bloemdek omsloten zijn. 2e. de ananas de vrucht van de Ananas (Ananas sativus). Een bloeiwijze, met vleezig geworden schutblaadjes en vruchten. Boven de bloeiwijze ontwikkelt zich nog een bladerkroon. 2f. de kegel een bloeiwijze, waarvan de schutblaadjes sterk ontwikkeld, lederachtig, soms houtachtig zijn. Zij dragen dopvruchtjes of nootjes in de oksels. Hop (Humulus Lupulus), Zwarte Els (Alnus glutinosa). De vrucht van het grootste deel van de klasse der Naaldboomen (Coniferae), hoewel in de oksels der schubben geen vruchten maar zaden dragend, draagt denzelfden naam. Grove Den (Pinus sylvestris), Spar (Picea excelsa), Levensboom (Thuya occidentalis). 2g. de kegelbes een Coniferen-kegel, met vleezige schubben. Jeneverbes (Juniperus communis), Sevenboom (Juniperus Sabina).

< >