Paeonia, plantengeslacht der Ranunculaceeën. Omvat 15 soorten in de gematigde streken van Azië en Z.-Europa. Zij hebben meest knolachtige wortels, kruidachtige, zelden houtige stengels (P. arborea, P. Delavayi, P. lutea), langstelige, dubbel-drietallige bladeren en, omstreeks Mei—Juni, fraaie, groote eindstandige bloemen met 5 groene, blijvende kelkbladeren, 5 of meer kroonbladeren, talrijke meeldraden en 3—5 vruchtbladeren. P. behooren tot de oudste tuinplanten ; in de boerentuintjes ziet men dikwijls : P. officinalis rubra pl., uit Z.Europa afkomstig.
Vooral uit Japan en China zijn vele verscheidenheden ingevoerd, het geheele aantal loopt in de honderden. De bloemen duren lang ; door koelhuis-bewaring kan de duur belangrijk verlengd worden. Sommige bloemen zijn geurig. De wortels zijn bros ; men verplante zoo weinig mogelijk. Na het verplanten bloeien de P. het eerste jaar weinig.
P. albiflora, officinalis, peregrina, tenuifolia, alle met éénjarige stengels, zijn hier winterhard. De struikachtige P. arborea (P. Moutan) moet ’s winters gedekt worden. In ons land bestaat een vereeniging van Pioenkweekers en handelaren. Een soortgelijke vereeniging in Amerika heeft een eigen tijdschrift : Bulletin of Peony News.