Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

New-Jersey

betekenis & definitie

New-Jersey, - een der Atlantische kuststaten van de Vereen. Staten, 20.380 K.M.2, 3.155.000 inw. (1920). — De staat bevindt zich tusschen de Hudson Rivier in het O. en de Delaware Rivier in het W. en bestaat grootendeels uit laagland. De kust van Sandy Hook in het N. tot kaap May in het Z. is een duidelijk type van een z.g. „dubbele kust”. Voor de eigenlijke kust, slechts flauw gebogen en met kleine inhammen, ligt een rij van langgestrekte eilanden, door nauwe openingen van elkaar gescheiden, waardoor toegang verkregen wordt tot de daarachter gelegen lagunen. — N.-J. heeft een dichte bevolking.

Het aantal inwoners, dat in 1880 ruim 1 millioen bedroeg, is thans gestegen tot 2.900.000, waaronder begrepen zijn 90.000 Negers, 1500 Aziaten en bijna 200 Indianen. Van de Blanken zijn 123.000 geboren in Duitschland, 115.000 in Italië, totaal 660.000 in andere landen. Ongeveer 3/4 van de bevolking woont in de steden, waarvan Newark, Jersey City, Paterson, Camden en de hoofdstad Trenton meer dan 100.000 inwoners tellen, voorts Elizabeth, Hoboken, Passaic, Bayonne en Atlantic meer dan 50.000. — De meest vruchtbare bodem van den staat is zeer geschikt voor landbouw. Mais en andere korensoorten, aardappels, groenten en fruit. De bloeiende veeteelt vindt afnemers van hare productie in vele steden. Veel visscherij in de rivieren en strandmeren. Ook de mijnbouw is belangrijk; verder veel ijzererts, vooral zink (24 millioen gulden per jaar), voorts mangaan, graniet en andere waardevolle steensoorten, zoodat de totale mijnbouwproductie op ruim 100 millioen gulden per jaar geschat kan worden. Het belangrijkst van alle middelen van bestaan is echter de industrie, waarvan de productie de som van 1000 millioen dollar per jaar overschrijdt; vooral de textielnijverheid (meest zijden- en wollengoederen).

Daarop volgen de petroleumraffinaderij, machine-industrie, kopersmelterijen, chemische industrie, enz. In het geheel telt de staat ± 9000 bedrijven met ongeveer 1 millioen arbeiders. De handel en scheepvaart richten zich meest op New-York. N.-J. is in 1620 door Nederlanders gekoloniseerd, doch kwam in 1664 aan Engeland. Nadat het in 1674 en 1686 gedeeltelijk aan de Kwakers werd verkocht, verklaarde Engeland het in 1702 tot kroondomein. Aan den vrijheidsoorlog nam N.-J. krachtig deel; het is dan ook een van de 13 staten, die te zamen de Unie vormen.

< >